Homeopathie en wetenschap
Uit data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2014) blijkt dat maar liefst 6% van de Nederlandse bevolking tussen 2010 en 2012 een behandeling heeft ondergaan bij een alternatieve genezer. Zoals uit onderstaand diagram is te zien heeft 22% van de bezoekers van Complementaire en Alternatieve therapeuten (CAM) een homeopaat bezocht. Deze bezoekers zijn veelal 30- tot 65-jarigen, hoger opgeleiden (HBO of WO), aanvullend verzekerden en vrouwen. Vrouwen maken twee keer vaker gebruik van CAM-therapieën dan mannen.
Figuur 1: Percentage dat onder behandeling is van alternatieve genezer naar type genezer, 2010/2012 - (Bron: CBS, 2014)
Vanaf het moment dat homeopathie door Hahnemann werd geïntroduceerd eind 18e eeuw, is de homeopathie in een bepaalde mate van strijd verwikkeld met de reguliere geneeswijze (Baumgartner 2014a Spence, Nicolai, van Wassenhoven & Ives, 2005). Hahnemann, een afgestudeerd Duits arts en apotheker, werd de grondlegger van de homeopathie. Hij ontwikkelde zijn theorie (Similia Similibus Curentur) in een tijd waarin de geneeskunde nog nauwelijks op exacte wetenschap gebaseerd was en er nog geen remedie was tegen de meeste ziekten.
Het is belangrijk om op te merken dat Hahnemann nooit heeft geclaimd dat homeopathie de enige goede geneeswijze is. Hij stelde regelmatig dat de belangrijkste manier van behandelen is de fundamentele oorzaak van de ziekte weg te nemen (Bellavite, Conforti, Piasere & Ortolani, 2005).
Tegenwoordig komt er, volgens Homeopathie Netwerk, onderling meer sprake van acceptatie tussen reguliere artsen en homeopaten, maar de kritiek vanuit de reguliere geneeskunde op de homeopathie richt zich vooral op de effecten die toegeschreven worden aan een placebo-effect. The Lancet voert hierbij de boventoon, in Nederland is de Vereniging tegen kwakzalverij en de Stichting Skepsis actief om dit standpunt te verdedigen. (Homeopathie Netwerk, Reguliere geneeskunde: de voor- en nadelen).
Tijdens een congres in Amsterdam d.d. 10 juni 2010 heeft de voorzitter van de European Committee for Homeopathy (ECH), drs T. Nicolai laten zien hoeveel wetenschappelijke onderbouwing er is voor de werking van homeopathische geneesmiddelen. Uit vier meta-analyses kon de conclusie worden getrokken dat homeopathische geneesmiddelen significant beter werken dan placebo (Nederlands / Vlaams tijdschrift voor Homeopathische Artsen 2010; Linde, Clausius, Ramirez et al 1997; Kleijnen, Knipschild & Ter Riet 1991; Boissel, Cucharat, Haugh & Gauthier, 1996).
Buiten het placebo-effect is het andere kritiekpunt op de homeopathische middelen dat ze worden verdund en stevig geschud, deze verdunning – ook wel potentiëren genoemd – gebeurt zo vaak dat er weinig tot niets meer van de oorspronkelijke stof in zit. (Hoe vaker geschud en verdund hoe hoger de potentie). Volgens de sceptici kan dat eenvoudigweg niet werken. Echter van de 24 experimenten waren er 22 reproduceerbaar met vergelijkbare resultaten (Endler et al., 2010).
Twee jaar later, in 2012, is een onderzoek uitgevoerd door Bell en Koithan (2012). Hieruit blijkt dat homeopathische remedies nanodeeltjes bevatten. Deze deeltjes komen uit bronmateriaal en worden gevormd door het verwrijven van de stof met lactose of door het krachtig dynamiseren van het middel in ethanol of water. Nanodeeltjes bezitten het vermogen uitscheidingsreacties te bevorderen. Ze zijn reactief en beschikken over kwantum- en elektromagnetische eigenschappen. Nanodeeltjes veroorzaken aanpassingsreacties in het lichaam bij lage doses (hormesis) en prikkelen de reactie van het lichaam op de (eerdere) stress-respons. Deze reactie stimuleert de aanpassing van het lichaam op stress wat tevens de essentie is van homeopathie: het stimuleren van het zelfgenezend vermogen van het lichaam.
Belangrijk is om je af te vragen hoe de patiënt zelf tegenover homeopathie en de reguliere geneeskunde staat.
Tijdens een uitgebreid onderzoek in 2002 en 2003 (Florica et al., 2008) werd door een grote groep mensen (iets meer dan 3000 personen) verschillende keren de behandeling geëvalueerd. Een gedeelte van de groep werd alleen conventioneel behandeld, de mensen in de andere groep werden ook door homeopaten behandeld (1702 personen). Uit de analyse van de vragenlijst bleek dat klassieke homeopathie op nagenoeg alle vlakken minstens even goed en vaak beter dan reguliere geneeskunde was.
Onderdeel | Homeopathie | Reguliere geneeskunde |
Compleet tevreden | 52,6% | 43,4% |
Mensen met bijwerkingen (algemeen) | 7,3% | 16,1% |
Aantal mensen met ernstige bijwerkingen | 1,9% | 7,3% |
Positieve effecten buiten hoofdklacht | 40,55% | 17,11% |
Tabel 1: De voornaamste resultaten uit het onderzoek van Florica et al. (2008).
In tabel 1 zijn de voornaamste resultaten uit het onderzoek van Florica et al. ( > 2008) gepresenteerd.
De conclusie uit het onderzoek van Florica et al. (2008):
Over klassieke homeopathie is men in primaire zorg meer tevreden dan over de reguliere geneeskunde en men ervaart ook minder bijwerkingen.
Als we alleen naar de resultaten van dit onderzoek kijken, dan lijkt klassieke homeopathie evengoed en soms beter te werken dan de reguliere geneeskunde. Zou het dan voor de patiënt wellicht niet beter zijn om vaker en nauwer samen te werken? Deze conclusie kun je echter niet trekken naar aanleiding van slechts één onderzoek. Wel een bijkomend voordeel van een nauwere samenwerking zou zijn dat hierdoor ook nog eens veel geld in de gezondheidszorg bespaard kan worden. Immers, als huisartsen ook de complementaire geneeswijzen beheersen gaan bij hen de zorgkosten gemiddeld met 15% omlaag wat veelal wordt veroorzaakt door minder medicijnen alsook minder ziekenhuisopnames. Bij patiënten van 75 jaar en ouder met een antroposofische huisarts loopt deze kostenbesparing zelfs op tot ongeveer 25% (Kooreman & Baars, 2012 ).
In het Nederlands/Vlaams tijdschrift voor Homeopathische Artsen (2010, pagina 22-23) stond een praktijkvoorbeeld van Wim Roukema, huisarts te Heerenveen. Van zijn zorgverzekeraar heeft hij gedurende vele jaren een rapport over de kosten van patiënten in de gezondheidszorg gekregen. In de loop van de jaren waren de kosten van zijn patiënten lager dan die van zijn collega’s. In 2002 was na 7 jaar behandeling van een deel van de praktijk met homeopathie het gemiddelde verschil per patiënt € 270,-. Dat werd € 354,- in 2003, € 413,- in 2004 en in 2006 € 589,- per patiënt. Dat was de limiet en dat op een bedrag van € 1400,- van gemiddelde kosten per jaar per patiënt in Heerenveen in 2007. Een eenvoudig rekensommetje laat zien dat 2800 patiënten (zo groot is zijn praktijk) x € 589,- ruim 1,5 miljoen euro betekent. En dat is het bedrag per jaar dat mensen in zijn praktijk minder van het budget van de gezondheidszorg hebben geclaimd. (Nederlands/ Vlaams tijdschrift voor Homeopathische Artsen, 2010 jaargang 40, nr. 4, Homeopathie Stichting, Congres 10 Juni 2010 Amsterdam, Zorgbelang Drenthe (2014 / 2015).
In het persbericht van Kooreman en Baars van de Universiteit van Tilburg (7 juni 2010) is te lezen dat de combinatie van reguliere zorg met aanvullende geneeswijzen een besparing van de zorgkosten kan opleveren van ongeveer 15%. Dat komt door zowel minder medicijnen alsook minder ziekenhuisopnames.
Homeopathie in en buiten Europa
Homeopathie is officieel erkend en opgenomen in het zorgverzekeringssysteem in een aantal landen in en buiten Europa. In 40 van de 42 Europese landen wordt de homeopathie gebruikt. In 11 van de 14 Europese landen hoort homeopathie bij de top drie van de meest gebruikte CAM-therapieën, in 5 van de 14 is het zelfs de meest gebruikte CAM (European Network of Homeopathic Researches [ENHR], 2005).
Homeopathie heeft in India een enorme vlucht genomen. Speciaal voor CAM is er een Departement opgezet (AYUSH – Ayurvedo, Yoga, Naturopathy, Unani, Siddha and Homeopathy) binnen het ministerie voor Gezondheid en Familiewelzijn met als doel meer zorg te kunnen aanbieden aan het publiek CCRH, 2014).
Citaat afkomstig van de website Keuzevrijheid. nl: “In Zwitserland is de grondigste evaluatie van homeopathie uitgevoerd die ooit door een regeringsinstantie werd gedaan. Daaruit kwam naar voren dat homeopathie echt werkt. Bovendien bleek dit veel kosten-effectiever dan de reguliere geneeskunde. Het werkt zelfs zó goed, dat patiënten het in Zwitserland vergoed krijgen via de nationale zorgverzekering. In afwijking van het neutrale standpunt dat Zwitserland doorgaans inneemt in internationale kwesties, spreekt de Zwitserse overheid zich wél uit over homeopathie. Vijf veel voorkomende behandelingen worden daar sinds een aantal jaren vergoed. De aanleiding was een gedegen onderzoek naar homeopathie en andere alternatieve therapieën omdat die op grote schaal worden gebruikt door artsen en patiënten. Het viel op dat bijna twee-derde van alle artsen in Zwitserland waarde hecht aan alternatieve geneeskunde, 40% maakt er gebruik van en landelijk wil 85% dat deze therapieën worden opgenomen in het nationale zorgvergoedingensysteem.
Het onderzoek sluit aan bij het voornemen van de Zwitserse regering uit 1998 om de zorgverzekering uit te breiden met een aantal alternatieve behandelingen, zoals homeopathie, traditionele geneeskunde, kruiden- en antroposofische geneeskunde. Dit was echter een voorlopige regeling, die afhing van de uitslag van een uitgebreid onderzoek van de overheid naar verschillende therapieën. De onderzoekstaak viel ten beurt aan het Swiss Network for Health Technology Assessment (NHTA), een instantie die door de overheid in 1999 in het leven was geroepen om te bepalen waar het geld voor de gezondheidszorg het best aan besteed kon worden. Dit leverde een lijvig rapport op, getiteld Homeopathie in Healthcare: Effectiveness, Appropriateness, Safety, Costs. onder redactie van Gudrun Bornhöft en Peter F. Mathiesen, verbonden aan de Duitse universiteit van Witten/Herdecke en de Pan-Medion Foundation in Zurich.” Swiss Network for Health Technology Assessment (NHTA) is in totaal 7 jaar met onderzoek bezig geweest naar hoe het geld voor de gezondheidszorg het beste besteed kon worden.
Conclusie van de onderzoekers Bornhöft en Matthiessen (2006) was dat er voldoende bewijs is voor de klinische werking en de veiligheid van homeopathie en noemde dit veel zuiniger in vergelijking tot reguliere behandelingen. Het heeft weinig bijwerkingen en het gebruik van hoge potenties is niet giftig (Bornhöft et al, 2006).
Het Zwitsers rapport vond een sterke hoeveelheid bewijs om de homeopathische behandeling te steunen van de bovenste luchtweginfecties en van luchtwegallergieën. Het rapport noemde 29 studies over de bovenste luchtweginfecties en allergische reacties, waarvan er 24 positieve resultaten vermelden ten gunste van de homeopathie (Bornhöft et al, 2006).
Wereldwijd is er een vorm van geneeskunde, Integrative Medicine (IM) waarbij de relatie tussen de behandelaar en de patiënt een belangrijke rol speelt. Uitgangspunt hierbij is dat de wisselwerking tussen lichaam en psyche wordt erkend en ook wordt betrokken bij preventie en herstel van ziekte. Naar de effectiviteit van IM-klinieken is in 2014 in Australië onderzoek gedaan door Gray en Orrock. Hier kwam vooral naar voren dat de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende beroepsgroepen binnen het team en het doorverwijzen naar specialisten in dit team een centrale rol speelden voor de werkzaamheid/doeltreffendheid van deze klinieken (Gray & Orrock, 2014).
Interessant is dat er een groep huisartsen blijkt te zijn die binnen de reguliere geneeskunde wel complementaire of alternatieve zorg zouden willen toepassen, maar voordat zij een gefundeerde keuze hierover kunnen maken, hebben zij eerst bepaalde kennis/ informatie nodig over de complementaire en alternatieve medicijnen die door hun patiënten worden gebruikt (Soós, Eöry, Harsányi & Kalabay, 2015). In Duitsland zijn er zelfs privéklinieken waarin veel artsen regelmatig gebruik maken van CAM-therapieën (Linde et al, 2015).
Ontwikkelingen op het gebied van gezondheid in Nederland
De levensverwachting van Nederlandse burgers is afgelopen eeuw sterk gestegen. De levensverwachting in 2014 van pasgeboren jongetjes in Nederland is 79,9 jaar, een winst van 3,6 jaar ten opzichte van 2003. Voor pasgeboren meisjes is die winst sinds 2003 maar 2,4 jaar. Dit was te lezen in een recent persbericht (CBS, 2 januari 2016). Eén van de redenen dat mensen langer leven is dat voorheen dodelijke ziektes steeds langer behandelbaar zijn. Ze worden een chronische ziekte (Gijzen, Oosterom, Schellevis & Hoeymans, 2013). Maar wat verstaat men onder een chronische ziekte?
Volgens een citaat op de website van het Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu:
“Chronische ziekten worden in het algemeen omschreven als irreversibele aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. Een chronische ziekte onderscheidt zich verder door een langdurig beroep op de zorg”.
Afgemeten aan de aard van de ziekte en het ziektebeloop kunnen vier typen chronische ziekten onderscheiden worden volgens Van den Bos et al. (2000):
- levensbedreigende ziekten als kanker en beroerte;
- aandoeningen die tot periodiek terugkerende klachten leiden, zoals astma en epilepsie;
- aandoeningen die progressief verslechteren en invaliderend van aard zijn, zoals reumatoïde artritis en chronisch hartfalen;
- chronische psychische stoornissen.
Ook kinderen kunnen een chronische ziekte hebben. Voor kinderen is er een specifieke definitie van chronische ziekten opgesteld (Mokkink et al., 2008). Bij kinderen wordt een ziekte beschouwd als chronisch als:
- de ziekte voorkomt bij kinderen tussen 0 en 18 jaar;
- de diagnose gebaseerd is op medisch wetenschappelijke kennis en gesteld kan worden met reproduceerbare en valide methoden of met instrumenten die voldoen aan professionele standaarden;
- de ziekte (nog) niet te genezen is of – voor psychische stoornissen – niet behandelbaar is;
- de ziekte langer duurt dan drie maanden, of vaker dan drie keer voorgekomen is in het afgelopen jaar en vermoedelijk weer zal voorkomen.”
(Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 4.17, 23 juni 2014).
Nederlanders krijgen tijdens hun leven steeds meer op jongere leeftijd al te maken met chronische ziektes: bij vrouwen is de gemiddelde leeftijd waarop ze een chronische ziekte krijgen gedaald van 54 naar 41 jaar tussen 1981 en 2012, bij mannen van 54 naar 47 jaar in dezelfde periode. In dezelfde lijn zit de tendens dat de mens steeds meer chronische ziekten tegelijk krijgt (Gijsen, Oosterom, Schellevis & Hoeymans, 2013).
Zorgverzekeraar Menzis heeft samen met het ministerie van Volksgezond, Welzijn en Sport (via Fonds PGO) het project Proeftuin Integrative Medicine financieel mogelijk gemaakt. “Het project Proeftuin Integrative Medicine heeft als hoofddoel om vanuit het perspectief van patiënten een bijdrage te leveren aan een duurzame eerstelijns gezondheidszorg, waar complementaire behandelwijzen een geïntegreerd onderdeel van uitmaken. Daardoor verbetert de kwaliteit van de zorg en wordt de keuzevrijheid van chronische patiënten groter.” (Jong & Van de Vijver, 2015).
Geen andere zorgverzekeraar dan Menzis kwam tijdens het literatuuronderzoek in beeld die zo betrokken was in onderzoek en mede heeft gefinancierd op gebied van duurzame eerstelijns gezondheidszorg, waar complementaire behandelwijzen een geïntegreerd onderdeel van uitmaken. Menzis beschrijft op zijn website dat de reguliere geneeskunde de grenzen van zijn kunnen bij langdurige aandoeningen ervaart. Het doel van de behandeling van chronische ziektes is om de klachten uit te stellen en dat de patiënt zo goed mogelijk met zijn ziekte kan leren leven. Mensen gaan vaak zelf op zoek naar antwoorden op hun gezondheidsvragen en zoeken daarbij hulp bij meerdere behandelaars. Complementaire geneeskunde neemt daarbij in populariteit toe (Menzis, 2011). De complementaire geneeskunde werkt aanvullend op de reguliere geneeskunde. In Europa geeft 65% van de bevolking aan ervaring te hebben met deze vorm van geneeskunde (Wereldgezondheidsorganisatie, 2001). Van de Europese bevolking gebruikt 30 tot 50% CAM als een vorm van zelfmedicatie. Ook geeft Menzis aan dat er sprake is van een toenemende voorkeur voor natuurlijke behandelmethoden en natuurlijke middelen boven chemische medicijnen waardoor een steeds grotere invloed van CAM-behandelingen wordt verwacht op het gezondheidsbeleid. Menzis is voorstander van behandeling volgens het best beschikbare bewijs, ook in het complementaire circuit. Ook hier zal aandacht moeten zijn voor eventuele bijwerkingen of schadelijke effecten (Menzis, 2011).
Menzis gaat er vanuit dat bewezen effectieve zorg onderdeel uitmaakt van de zorgverzekeringswet. De overheid heeft wettelijk vastgelegd wat goede zorg precies inhoudt en wat er moet gebeuren als mensen een klacht hebben over de zorg. In de “Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg” (Wkkgz) die op 1 januari 2016 in werking is getreden komen hierdoor ook zo’n 40.000 alternatieve zorgverleners onder toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De inspectie kan ingrijpen als er misstanden zijn bij praktijken zoals chiropraxie, acupunctuur en homeopathie. Voorheen viel alleen de reguliere zorg onder IGZ. “Patiënten krijgen de mogelijkheid melding te maken als er iets mis gaat.” (Uitzending NOS, Hans Schoo, hoofdinspecteur IGZ – Alternatieve genezers onder toezicht van de inspectie 14 december 2015, 09:27 Politiek).
Om goed toezicht te kunnen houden, wordt de inspectie uitgebreid. De inspectie geeft geen oordeel of zorg goed is of niet, het gaat hen vooral om een veilige zorg (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Overzicht verplichtingen Wkkgz, december 2015).
Doorverwijzing naar CAM-therapie
Uit een Israëlisch onderzoek van Ben-Arye et al.(2008) naar de standpunten van patiënten, eerstelijnszorg en de CAM-behandelaars ten opzichte van integratie van complementaire en alternatieve medicijnen in de eerstelijnszorg, blijkt dat genoemde drie partijen er vanuit gaan dat huisartsen een centrale rol spelen in de doorverwijzing naar CAM-behandelaars (Ben-Arye et al, 2008)
Als we het Zwitsers onderzoek van Bornhöft et al. in 2006 combineren met het eerder genoemd onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2014), waarin patiënten tevreden bleken te zijn met hun contacten met een alternatieve genezer (CBS, 10-03-2014) en de uiteindelijke resultaten van het onderzoek van Florica et al. tussen de reguliere zorgverlener en de homeopaat (Florica et al., 2008) zou het dan niet in het belang van de patiënt zijn als er een nauwere samenwerking zou zijn tussen huisarts, homeopaat en patiënt?
Onderzoekers Jong en Van de Vijver (2015) van het Louis Bolk Instituut, het Praag Instituut en Zorgbelang Groningen hebben in de periode 2011-2015 het project: “ Proeftuin Integrative Medicine“ uitgevoerd. Volgens dit project combineren patiënten vaak reguliere zorg en CAM behandelingen zonder dat dit met de huisarts wordt besproken. Dit is een onwenselijke situatie, omdat CAM-behandelingen effecten (zowel voor- alswel nadelig) kunnen hebben op de reguliere behandeling. Daarom is het van belang dat de patiënt met vragen en ervaringen rond het gebruik van CAM terecht kan bij de huisarts. Als complementaire behandelwijzen een geïntegreerd onderdeel zouden uitmaken van de eerstelijnsgezondheidszorg, dan zou wellicht de kwaliteit van de zorg verbeteren en de keuzevrijheid van chronische patiënten worden vergroot (Jong & Van de Vijver, 2015).
Op de website van het Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu staat dat bijna één op de drie mensen één of meer chronische ziekten heeft, in totaal in Nederland zijn dat ongeveer 5,3 miljoen mensen.1,9 miljoen mensen hebben meer dan één ziekte. In de periode 2004-2011 is het percentage personen met een chronische aandoening toegenomen met 12%. In alle leeftijdsgroepen was een toename te zien, behalve in de leeftijdsgroep 0-24 jaar. Deze cijfers zijn gebaseerd op de ziekten zoals deze geregistreerd zijn in de huisartspraktijken die deelnemen aan het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH) niet alleen voor de totale bevolking, maar ook binnen de verschillende leeftijdsklassen. De toename van het aantal chronisch zieken is dus niet alleen een demografische oorzaak (vergrijzing). De zorg voor mensen met een chronische ziekte vraagt om een systematische aanpak en een goede organisatie van de zorg. Een goede informatie-uitwisseling en coördinatie van de zorg is hierbij van belang (Gijsen R (RIVM), Oostrom SH van (RIVM), Schellevis FC (NIVEL), Hoeymans N (RIVM), Chronische ziekten en multimorbiditeit samengevat).
Uit de samenvatting van de resultaten van het project “Proeftuin Integratie Medicine” uitgevoerd door Jong en Van de Vijver (2015) van het Louis Bolk Instituut, blijkt dat 92% van de patiënten wenst dat de huisarts het initiatief neemt om hen te informeren over de mogelijkheid van complementaire behandelwijze. 70% wil graag een huisarts die ook doorverwijst naar CAM en 22% ziet graag dat de huisarts samenwerkt met CAM-behandelaars. Patiënten verwachten het beste uit twee werelden te krijgen als de huisarts een geïntegreerde benadering volgt. Ze blijken positief tegenover een integrale aanpak van reguliere geneeskunde en CAM te staan en geven de voorkeur aan een huisarts die luistert, informeert, coacht en doorverwijst en samenwerkt met CAM-behandelaars. In de praktijk betekent dit dat er beter aan de wens van de patiënt kan worden voldaan als de huisarts actief communiceert over CAM en naar CAM-behandelaars doorverwijst. De voornaamste redenen voor CAM zijn ‘het vertrouwen in integrale aanpak’, ‘goede verhalen over complementaire behandelwijze’ en ‘de wens om een behandeling te krijgen vanuit een andere kijk op gezondheid’ (Jong & Van de Vijver, 2015).
Een andere kijk op gezondheid is te zien bij Arts-onderzoeker Dr. Huber van het Louis Bolk Instituut die een nieuw concept gezondheid heeft ontwikkeld waarbij de mens centraal staat en niet alleen de ziekte.
De huidige definitie over gezondheid die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert komt uit 1948 en luidt: “ gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en is niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek” , ( www.who.int/about/definition/en/print.html ) voldoet volgens Machteld Huber dus eigenlijk niet meer. Volgens deze huidige definitie zou dan praktisch iedereen patiënt zijn en doorlopend behandeling nodig hebben; uiteindelijk leidt dat tot over-en doorbehandelen. (Huber, 2014)
Dr. Huber ontwikkelde samen met de Gezondheidsraad en ZonMw (zie hoofdstuk 5) een nieuw dynamisch concept voor “gezondheid”. Zij neemt hierin als uitgangspunt de veerkracht en zelfredzaamheid van mensen.
Het nieuwe concept luidt: “ Gezondheid als het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven ”. Machteld Huber gebruikt voor dit nieuwe concept ook wel de term “positieve gezondheid” (Huber, 2014).
In Huber’ s concept “Positieve gezondheid”, bestaande uit de 6 pijlers: lichaamsfuncties, dagelijks functioneren, sociaal/maatschappelijk participeren, kwaliteit van leven, spirituele/existentiële dimensie en mentaal welbevinden, staat de gehele mens centraal en is veerkracht de hoofdzaak.
Lichaamsfuncties:
|
Mentaal welbevinden
|
Spirituele / existentiële dimensie
– Zingeving / meaningfullness
|
Kwaliteit van leven
|
Sociaal-Maatschappelijk participeren
|
Dagelijks functioneren
|
Tabel 2: De 6 pijlers uit Huber’ s concept “Positieve Gezondheid”.
Het kwantitatief onderzoek van Dr. Huber (figuur 2) laat de gemiddelde score per dimensie zien van de vier doelgroepen: artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten en patiënten.
Alle vier groepen vinden lichamelijke aspecten een onderdeel van gezondheid. Patiënten vinden alle dimensies vrijwel even belangrijk en zien gezondheid breed. Verpleegkundigen oordelen grotendeels gelijk aan patiënten. Artsen verschillen het sterkst van de andere groepen in hun oordeel en zien gezondheid smaller, mogelijk veroorzaakt door de universitaire opleiding (Huber, 2014).
Figuur 2: Resultaten kwantitatief onderzoek - (Bron: Positieve gezondheid in de praktijk. Verslag Invitational Conference, 19 november 2013)
Instanties als GGD Nederland zien in deze nieuwe kijk op gezondheid van Machteld Huber een kader voor herinrichting van de preventieve zorg. De huisarts hoort dus niet centraal te staan bij de manier van genezen. En er is duidelijk behoefte aan een samenwerking tussen huisartsen en andere zorgverleners (Maastricht University, 2014).
Doordat de patiënt zélf Huber’ s model (figuur 3) invult, kan de patiënt zelf aangegeven hoe de eigen gezondheid wordt ervaren of beleefd. Deze modernere zienswijze op gezondheid is aansprekender voor mensen met een chronische ziekte. Machteld Huber: “Doordat de nadruk ligt op veerkracht en op eigen regie voelen patiënten zich in hun kracht aangesproken en niet uitsluitend benaderd als zieke. Voor deze groep zijn sociale participatie en zingeving minstens zo belangrijk als aandacht voor hun fysieke klachten. Het is belangrijk dat een arts dat ook ziet.”(Huber, 2014).
Figuur 3: De 6 pijlers voor Positieve Gezondheid van Machteld Huber. - (Bron: Positieve gezondheid in de praktijk. Verslag Invitational Conference, 19 november 2013)
Door deze geheel nieuwe kijk op positieve gezondheid, waarin de patiënt zelf centraal staat en de verwachting van de patiënt om door een huisarts te worden doorverwezen (Ben-Arye et al., 2008; Jong & Van de Vijver, 2015) lijkt het in het belang van de patiënt beter als een huisarts en een CAM behandelaar meer met elkaar zouden samenwerken en/of naar elkaar doorverwijzen.
Bianca Koenen, 2016
Voor meer betrouwbare en onafhankelijke informatie kunt u kijken op homeopathie.nl, dit is een website over o.a. wetenschappelijk onderzoek naar homeopathie het werkingsmechanisme en de toepasbaarheid. Ook op vereniginghomeopathie.nl kunt u veel kunt lezen over homeopathie en aanverwante onderwerpen.